Aandeel in het totaal
Portefeuillehouder: J. Olthof
Verantwoordelijk directeur: S. Tax a.i.
Programmadoelstelling en de rol van de gemeente
Zaanstad is een sociale stad waarin kinderen en jongeren gezond en veilig kunnen opgroeien en waar bewoners zich actief inzetten. Veel inwoners doen dat zonder hulp of inbreng van de gemeente. Voor bewoners die dat nodig hebben, is er passende ondersteuning; laagdrempelig en waar mogelijk dichtbij in de wijk. Onder andere in de vorm van sociale wijk- en jeugdteams en verschillende vormen van maatschappelijke- of inkomensondersteuning. Opdat iedereen kan participeren, op eigen wijze en naar vermogen.
Terugblik
Sinds 1 januari 2015 heeft de gemeente de verantwoordelijkheid voor het beleid en de uitvoering van de drie decentralisaties: de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet en de Participatiewet. Zaanstad heeft op eigen wijze invulling gegeven aan deze nieuwe taken. Centraal staat het werken met integrale Sociale Wijkteams en Jeugdteams, die bij verschillende partijen zijn aanbesteed. Deze teams hebben binnen het kader van hun opdracht de vrijheid en het vertrouwen om zelf in te schatten wat de inwoner nodig heeft. Waar nodig schakelen zij specialistische ondersteuning in die door de gemeente is gecontracteerd: resultaatgericht en op maat. Opdrachtformulering en contractering gebeurt op een nieuwe manier: in samenspraak met alle betrokkenen, zoals leveranciers en inwoners. Dit proces is in het najaar van 2015 geformaliseerd in de 10 Zaanse Spelregels voor Opdrachtverlening binnen het Maatschappelijk Domein. Ondanks de ingrijpende veranderingen per 2015 is het gelukt om continuïteit van zorg te bieden: mensen die ondersteuning nodig hadden, hebben die gekregen. Het afgelopen jaar zijn relatief weinig bezwaren en klachten binnengekomen. Wel blijft het belangrijk om met alle partners in de wijken alert te blijven op signalen, bijvoorbeeld van eenzaamheid of zorgmijders. Met alle cliënten die overkwamen vanuit de AWBZ naar de Wmo is in 2015 een gesprek gevoerd om samen te kijken of en welke ondersteuning nodig is (“herindicaties”). De Sociale Wijkteams en Jeugdteams zijn steeds beter in staat om maatwerk te leveren en komen daarbij langzamerhand tot andere keuzes en oplossingen dan voorheen. Een goed voorbeeld is armoede: vaak is er niet slechts één reden waarom iemand in armoede geraakt en wordt integraal met het gezin bekeken welke impact armoede heeft en wat hier vervolgens aan te doen is. In 2016 willen we de in 2015 opgedane ervaring verder ontwikkelen en de vernieuwingsbeweging doorzetten. Dat wil zeggen: nog meer maatwerk, meer preventie, verdere versimpeling van regels en procedures, samen leren en ontwikkelen met onze partners en vooral met bewoners zelf.
Effectindicator | Nulmeting | Realisatie | Begroting | Realisatie | Streef- | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Ouders beoordelen de gezondheid van hun kind (0-12 jaar) als goed tot zeer goed | 96% (2011) | n.v.t. | 96% | n.v.t. | 96% | GGD (wordt 1x per 4 jaar gemeten) |
Percentage volwassenen dat de eigen gezondheid een voldoende geeft | 88% (2013) | 86% | 88% | 85% | 88% | Zaanpeiling |
1.1 Veilige basis voor ieder kind
De opvoeding en verzorging van hun kind(eren) ligt vanzelfsprekend bij de ouders. De gemeente zorgt voor informatie, diensten en voorzieningen die ouders helpen bij het opvoeden en goed laten opgroeien van hun kinderen. Voorzieningen in de wijken en buurten van de stad dragen bij aan het welbevinden van de jeugd. De gemeente stimuleert en ondersteunt initiatieven van bewoners, ouders en jongeren zelf. Wij informeren kinderen en jongeren om goed te letten op de eigen gezondheid en veiligheid en stemmen daarbij zo veel mogelijk af met de instellingen waar kinderen veel tijd doorbrengen, zoals kinderopvang en scholen. Wij zorgen ook voor deskundigheidsbevordering bij opvang- en onderwijsprofessionals.
Prestatie indicatoren | Nulmeting | Realisatie | Begroting | Realisatie | Streef- | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal thema bijeenkomsten opvoedondersteuning in en rond de Centra Jong | 100 | 99 | 100 bijeenkomsten | 90 Stijging deelnemers per bijeenkomst | 100 bijeenkomsten | |
Aantal cursussen opvoedondersteuning voor ouders en kinderen | 15 voor ouders en 25 voor kinderen | n.b. | 15 voor ouders en 25 voor kinderen | 18 voor ouders, 18 voor kinderen en nog een aantal bijeenkomsten voor de brede school | 15 voor ouders en 25 voor kinderen |
- Zorgdragen voor opvoedondersteuning via de Centra Jong
- Uitvoeren van de Regio-aanpak Veilig Thuis 2015-2018
De Centra Jong en de Jeugdteams hebben opvoedondersteuning in hun vaste takenpakket. Tussen beide instanties is nu sprake van overlap in taken. Er is een start gemaakt met het op elkaar laten aansluiten van beide instanties, zodat de medewerkers goed kunnen samenwerken. De Centra Jong behouden de eigen naam om de vertrouwde laagdrempeligheid niet te verliezen. De Regio-aanpak Veilig Thuis is gerealiseerd. Een van de belangrijkste onderdelen van de Regio-aanpak Veilig Thuis 2015-2018 was de totstandkoming van het regionaal steunpunt Veilig Thuis Zaanstreek-Waterland per 1 januari 2015. Veilig Thuis is in opdracht van de acht regiogemeenten ondergebracht bij de GGD Zaanstreek-Waterland. De uitvoering van de aanpak is op koers. Vanaf het begin zijn alle zaken integraal aangepakt. Kindermishandeling is in gezinsverband bekeken en behandeld. Zo nodig zijn tijdelijke huisverboden ingezet. Toelichting op de effectindicatoren: De gezondheidsenquête van de GGD onder ouders van jeugdigen van 0-12 jaar was oorspronkelijk gepland voor 2015. De GGD streefde naar landelijke harmonisatie van de gezondheidsenquête. Om dit te bereiken, is de enquête verschoven naar 2016. De landelijke harmonisatie is uiteindelijk niet gerealiseerd. Desalniettemin vindt in Zaanstreek-Waterland de enquête m.b.t. jeugdigen in 2016 plaats.
1.2 Gezond leven
De eigen gezondheid zien de meeste Zaankanters als een groot goed. De gemeente stimuleert gezond gedrag met gezondheidsvoorlichting en preventieve voorzieningen. Als zich specifieke gezondheidsrisico’s voordoen voor de Zaanse bevolking, speelt de gemeenschappelijke gemeentelijke gezondheidsdienst (GGD) daar, onder andere in samenwerking met de Veiligheidsregio, op in. Wij spannen ons ervoor in dat Sociale Wijkteams, Jeugdteams en huisartsen elkaar in de wijk over en weer weten te vinden vanuit het principe ‘één gezin, één contactpersoon, één plan’. Daarbij is ook de wijkverpleegkundige een belangrijke verbindende schakel tussen het medische en het sociale domein. De indicator voor de uitvoering van de taken op grond van de Wet Publieke gezondheidszorg wordt onderdeel van de subsidieafspraken met de GGD 2015 en is nog in ontwikkeling en daarom nog niet opgenomen in dit programma. Bij de kadernota bieden wij een uitwerking hiervan aan met als voorstel dit in de begroting op te nemen.
Prestatie indicatoren | Nulmeting | Realisatie | Begroting | Realisatie | Streef- | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Uitvoering takenpakket gemeenten op grond van Wet publieke gezondheidszorg door de GGD-openbare gezondheidszorg functie | Indicatoren nog te benoemen op basis van subsidie-afspraken GGD 2015 | |||||
Aantal wijken waar de wijkverpleegkundige nauw samenwerkt met het Sociaal Wijkteam | n.v.t. want nieuwe functie | n.v.t. | 11 | 11 | 11 | Periodieke Rapportages Sociale Wijkteams |
- Sturen op uitvoering van de taken door de GGD (zowel via de gemeenschappelijke regeling als via de maatwerksubsidie)
- Samenwerkingsafspraken maken met eerstelijnsgezondheidszorg (o.a. huisartsen) en de zorgverzekeraar
Op de taken van de GGD is in 2015 breed gestuurd. De contracten met betrekking tot maatwerk zijn afgesloten en de gemeente stuurt op het behalen van de geformuleerde doelstellingen. In 2015 is besloten om jeugdgezondheidszorg te blijven afnemen bij de GGD; daarnaast is verdere integratie in gang gezet van de Jeugdteams en de Centra Jong onder regievoering van de Jeugdteams. In de loop van 2016 zal de bestuurlijke besluitvorming omtrent een visie op de GGD worden afgrond. De samenwerking tussen de gemeente en de eerstelijnsgezondheidszorg groeit. Enerzijds zien we dat terug in de samenwerking op wijkniveau, bijvoorbeeld tussen wijkverpleging en Sociaal Wijkteam of tussen huisarts en Jeugdteam. Anderzijds benutten we bijvoorbeeld het stedelijke overleg met de huisartsencoöperatie om te kijken hoe we overgewicht onder kinderen en jongeren effectiever kunnen aanpakken en voorkomen. Begin 2016 worden daarover concrete afspraken gemaakt, ook samen met de GGD en de zorgverzekeraar. De gemeente benut daarbij de extra middelen voor gezondheid/overgewicht die door de raad en door een extern fonds beschikbaar zijn gesteld. Ook de samenwerking met de zorgverzekeraar begint concretere vormen aan te nemen. De zorgverzekeraar ontwikkelt een nieuwe samenwerkingsstrategie met gemeenten. Zaanstad is een van de steden waarmee de verzekeraar intensiever wil gaan samenwerken via zogenaamde ontwikkelmodules. In 2016 vindt de uitwerking daarvan plaats. Hierbij zal naar verwachting de nadruk liggen op overgewicht, mensen met een ernstige psychiatrische aandoening en het effectiever benutten van de collectieve zorgverzekering voor de minima. Toelichting op de prestatieindicatoren: Voor het benoemen van de indicatoren zijn verkennende gesprekken gevoerd. Dit moet verder in regionaal verband worden opgepakt. De samenwerking tussen Sociale Wijkteams en wijkverpleegkundigen is in elke wijk opgestart, maar de mate en wijze van samenwerking verschilt.
Effectindicator | Nulmeting | Realisatie | Begroting | Realisatie | Streef- | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Percentage mantelzorgers dat aangeeft zwaar belast te zijn | 4% (2013) | 18% | 4% | 17% | 4% | Zaanpeiling |
Percentage Zaankanters dat aangeeft voldoende contacten met anderen te hebben buiten werk, school of eigen huishouden | 90% (2013) | 71% | 90% | 71% | 92% | Zaanpeiling |
2.1 Kracht van de wijkbewoners
De inwoners van Zaanstad willen zo veel mogelijk zelfstandig thuis kunnen wonen en meedoen aan de maatschappij. De gemeente biedt ruimte aan initiatieven van inwoners en organisaties die daaraan bijdragen, en zorgt daarnaast voor een aanbod van vrij toegankelijke voorzieningen. Dat aanbod is zo veel mogelijk dichtbij, in de wijk, en voor enkele terreinen, zoals verslavingshulp, stedelijk georganiseerd. Wij denken mee met inwoners, jong en oud, die er behoefte aan hebben om zaken die niet lekker lopen weer op de rit te krijgen. Dat organiseren wij in de vorm van Sociale Wijkteams en Jeugdteams. Samen met de mensen of gezinnen om wie het gaat kijken zij wat hun vraag of probleem is, en wat er nodig is om de regie over het eigen leven te houden of terug te krijgen. Wij willen als gemeente lerend ontwikkelen en vragen ook van de professionals in onze stad flexibiliteit en creativiteit in het samen met bewoners zoeken naar oplossingen en mogelijkheden. De indicator die meet of de Sociale Wijkteams en Jeugdteams bijdragen aan de zelfredzaamheid is nog in ontwikkeling en daarom nog niet opgenomen in dit programma. De meting zal vanaf volgend jaar plaatsvinden via cliëntervaringsonderzoek. Bij de kadernota bieden wij een uitwerking hiervan aan met als voorstel dit in de begroting op te nemen.
- Zorgdragen voor de contractering van Sociale Wijkteams en Jeugdteams, en toezien op de naleving van die contracten
- Uitvoeren van (cliënten)ervaringsonderzoek
- Bieden van de mogelijkheid tot cliëntondersteuning, onder meer via ervaringsdeskundigen
De contractering van de Sociale Wijkteams en Jeugdteams was eind 2014 al gerealiseerd. In 2015 heeft Zaanstad op het functioneren van de teams en het naleven van de contracten toegezien. Voor de doorontwikkeling van de contracten en het afsluiten van nieuwe contracten zijn de 10 Zaanse spelregels bij opdrachtverlening in het Maatschappelijk Domein ontwikkeld. Deze spelregels zijn in samenspraak met inwoners en zorgaanbieders tot stand gekomen. In 2015 is gestart met de ontwikkeling van een instrument dat de ervaringen van de Zaanse cliënten continu monitort. Daarnaast wordt in alle gemeenten in Nederland een cliëntervaringsonderzoek over de Wmo gedaan. De resultaten verschijnen in de loop van 2016. Afgelopen jaar is de toegang voor inwoners tot de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en de Jeugdwet volledig bij de Sociale Wijk- en Jeugdteams belegd. Er zijn vijf Jeugdteams beschikbaar voor ondersteuning bij het veilig opgroeien van kinderen. Ook voor ondersteuning bij financiële problemen kunnen inwoners terecht bij de Sociale Wijkteams. Wanneer dit nodig is kunnen de wijkteams samen met de inwoner schulddienstverlening inzetten voor het oplossen van de schulden. Daarnaast hebben de Sociale Wijkteams algemene voorzieningen opgezet die inwoners kunnen helpen met hun ondersteuningsvraag. Zo kunnen deze voorzieningen worden ingezet om inwoners inzicht te geven van hun financiële situatie, voordat escalatie optreedt, maar ook voor dagbesteding of het vinden van maatjes om eenzaamheid tegen te gaan. Ook hebben de wijkteams alle inwoners die nog een indicatie voor ondersteuning hadden bezocht voor een keukentafelgesprek. Bij dit gesprek is de situatie van de inwoner opnieuw bekeken. Regisseurs zijn alle leefgebieden met de inwoner langsgegaan en hebben samen een ondersteuningsplan opgesteld en waar nodig een voorziening geïndiceerd. Waar mogelijk hebben ze de ondersteuning georganiseerd vanuit algemene voorzieningen en het eigen netwerk van de inwoner. De wijkteams bieden de mogelijkheid tot cliëntondersteuning. Een grote groep van vrijwilligers en ervaringsdeskundigen biedt deze ondersteuning. Hier is in 2015 al veelvuldig gebruik van gemaakt. Voor 2016 zal de bekendheid van cliëntondersteuning verder worden gestimuleerd. Het ondersteunen van mantelzorgers is een belangrijke taak voor de Sociale Wijkteams. Zij besteden in gesprekken met een inwoner die een hulpvraag heeft altijd ook aandacht aan de vraag wie voor hem/haar zorgt en ondersteunen diegene zonodig ook. Er ontstaan in de wijken steeds meer initiatieven die mantelzorgers kunnen ondersteunen en ontlasten. Toch blijft het een permanent punt van aandacht of we de mantelzorgers voldoende bereiken. Een belangrijk hulpmiddel daarbij is het in 2015 opgebouwde bestand dat inmiddels meer dan 1600 mantelzorgers telt. Het bestand is opgebouwd uit onder andere de mensen die de nieuwe mantelzorgerswaardering hebben ontvangen. Deze cadeaubon is in samenwerking met de Zaanse ondernemers tot stand gekomen en wordt door de ontvangers zeer op prijs gesteld. Toelichting op de prestatieindicatoren: Bij de cijfers uit 2013 (nulmeting) was de vraag in de Zaanpeiling welk percentage mantelzorgers aangaf zwaar belast te zijn. Bij 2014 en 2015 is het percentage matig en zwaar bij elkaar gevoegd. Dit geeft een ander beeld: de realisatie ligt dichter bij de doelstelling dan in eerste instantie het geval leek.
3.1 Specialistische hulp voor wie zelfstandig/thuis woont
De gemeente zorgt ervoor dat specialistische hulp beschikbaar is, en contracteert daarvoor in regionaal verband zorgaanbieders. Dit gebeurt binnen de door de raad vastgestelde uitgangspunten zoals keuzevrijheid voor de cliënt en ruimte voor diversiteit van aanbieders: zowel grote als kleine en zowel bestaande als nieuwe. Ook kunnen mensen kiezen voor een persoonsgebonden budget als zij aan de voorwaarden voldoen. De specialistische hulp wordt ingeschakeld door het Sociaal Wijkteam of Jeugdteam als dat nodig is. Het kan gaan om verschillende vormen van ondersteuning, zoals: • Maatwerkvoorzieningen op grond van de Wmo. Met deze ondersteuning stelt de gemeente mensen in staat langer zelfstandig te wonen en te functioneren als de algemene voorzieningen vanuit de Sociale Wijkteams daarvoor niet toereikend zijn. Het gaat om arrangementen op maat die bestaan uit elementen van bijvoorbeeld individuele begeleiding, groepsbegeleiding/dagbesteding en/of hulp in het huishouden. • Specialistische jeugdhulp op grond van de Jeugdwet. Indien een kind hulp nodig heeft die de Jeugdteams niet kunnen bieden, zorgt het Jeugdteam dat het kind de juiste specialistische hulpverlening ontvangt. Streven is dat het kind tijdens het hulpverleningstraject zo veel mogelijk thuis kan blijven wonen. Indien dit niet mogelijk is kan ook hulpverlening met verblijf een oplossing zijn. De gemeente richt de jeugdhulpverlening zo in, dat we justitiële maatregelen zoals ondertoezichtstellingen en uithuisplaatsingen zo veel mogelijk vermijden. De cliënt te begeleiden zodat het kind zo veel als mogelijk gewoon mee kan doen. Tevens kan op deze manier worden voorkomen dat het kind opnieuw specialistische zorg nodig heeft. • Specialistische hulp is voor mensen met ernstige problemen die niet zelf tijdig hulp zoeken en voor wie verwaarlozing of achteruitgang dreigt. Het kan zijn dat zij anderen met hun gedrag overlast bezorgen, maar het kan ook zijn dat anderen in de omgeving zich zorgen maken. Signalen worden tijdig en zorgvuldig opgepakt, zodat de situatie weer beheersbaar wordt. Voor deze prestatie gaan we gebruik maken van twee indicatoren, te weten het aantal beschikkingen nieuwe Wmo en het aantal jeugdhulpverleningstrajecten zonder verblijf. De meting daarvan start in 2015 en daarom nog niet opgenomen in dit programma. Bij de kadernota bieden wij een uitwerking hiervan aan met als voorstel dit in de begroting op te nemen.
- Zorgdragen voor de contractering van aanbieders van alle vormen van specialistische zorg en hulpverlening op grond van de Wmo en de Jeugdwet, en toezien op de naleving van die contracten
- Bieden van de mogelijkheid van PGB's, onder voorwaarden
De contractering van aanbieders van alle vormen van specialistische zorg en hulpverlening op grond van de Wmo en de Jeugdwet is in 2014 gerealiseerd. Dit gebeurt zo veel mogelijk via (boven)regionale samenwerking, onder meer in het kader van de “Regeling zonder meer” die met de gemeenten in de regio Zaanstreek-Waterland in het leven is geroepen in het kader van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Het toezicht op de naleving van deze contracten is een doorlopende activiteit. De nieuwe werkwijze laat al voorzichtige veranderingen zien. Zo zijn er meer algemene voorzieningen in de wijk en wordt er meer maatwerk geleverd. We zien ook al een verschuiving van geld dat van de tweedelijnsvoorzieningen naar de Sociale Wijkteams gaat. De zorgaanbieders hebben een goede slag weten te maken en flexibiliteit getoond bij de overgang naar arrangementen. Binnen de arrangementen wordt door de aanbieders maatwerk geleverd en gestuurd op resultaten. Deze overgang wordt verder ontwikkeld in 2016. Met betrekking tot de specialistische jeugdhulp is 2015 vooral een jaar geweest waarin bestaande cliënten zorgcontinuïteit is geboden. Zorg is voor diegenen die dit nodig hadden geleverd en nieuwe cliënten vinden steeds beter de weg naar de Jeugdteams. Vanwege de bevoorschotting aan gecontracteerde specialistische jeugdaanbieders is het lastig in te schatten wat de geboden hulp daadwerkelijk heeft gekost. De facturatiestroom is gedurende het vierde kwartaal 2015 geleidelijk op gang gekomen. Zaanstad biedt haar inwoners onder voorwaarden de mogelijkheid tot een Persoonsgebonden Budget (PGB). In 2015 hebben de inwoners van Zaanstad minder gebruik gemaakt van een PGB dan begroot. In 2016 wordt gekeken hoe dit zich ontwikkelt. Zaanstad heeft de overgangsperikelen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB) adequaat aangepakt en er steeds voor gezorgd dat iedereen op tijd geld kreeg om zorg te regelen. Komend jaar wordt gewerkt aan de verfijning van de dienstverlening van de SVB. Naast het bieden van bovenstaande specialistische ondersteuning is er ook aandacht voor de combinatie van wonen en zorg, mede ter uitvoering van de woonvisie. Centraal daarbij staat steeds de vraag of het aanbod (zowel van woningen als van zorg-, welzijns en andere voorzieningen in de wijk) aansluit bij de behoefte, nu en in de toekomst. Eind 2015 is een analyse gestart rond aanbod en behoefte ten aanzien van ouderen. Daarnaast zijn voorbereidingen getroffen om begin 2016 een aantal ‘crisiswoningen’ met woonbegeleiding te kunnen realiseren voor personen of gezinnen van wie Vangnet (mede op advies van de Sociaal Wijkteams en Jeugdteams) oordeelt dat acuut vervangende woonruimte nodig is omdat hun woonsituatie hun participatie/zelfredzaamheid belemmert of tot een zwaardere zorgvraag zal leiden.
3.2 Specialistische hulp voor wie (tijdelijk) niet zelfstandig/thuis woont
Naast de hulpverlening waarbij mensen thuis kunnen blijven wonen, is er ook ondersteuning om mensen op te vangen die niet zelfstandig thuis kunnen wonen of dakloos zijn. Voor een deel is deze ondersteuning tijdelijk en erop gericht mensen te laten uitstromen naar een zelfstandige woning en weer zelfstandig te laten meedoen in de samenleving. Het betreft de opvang van vrouwen die slachtoffer zijn van geweld thuis en de opvang van dak- en thuislozen. Ook bestaat de mogelijkheid van zelfstandig of beschermd wonen voor die mensen voor wie een meer permanente vorm van woonbegeleiding noodzakelijk is. Ook gaat het om kinderen die onder toezicht gesteld zijn of uit huis zijn geplaatst ten gevolge van justitiële beslissingen waar de gemeente geen invloed op heeft. Om de prestatie te meten, maken we gebruik van de indicatoren ‘aantal jeugdhulpverleningstrajecten met verblijf’ en ‘aantal nieuwe beschikkingen zorg nieuwe WMO met verblijf’. Er is op dit moment nog geen onderbouwde inschatting te geven van de te verwachten aantallen, omdat het nieuwe dienstverlening betreft. Bij de volgende begrotingen worden deze wel opgenomen.
- Zorgdragen voor de contractering van maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen, en toezien op de naleving van die contracten
- Opstellen van een toekomstvisie voor beschermd wonen
De contractering voor de maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en beschermd wonen is gerealiseerd. In 2015 is gewerkt aan het opstellen van een regionale toekomstvisie beschermd wonen en maatschappelijke opvang, in samenspraak met cliënten/ervaringsdeskundigen, zorgaanbieders, woningcorporaties en andere partners. Deze visie zal in het voorjaar van 2016 ter besluitvorming aan de raad worden voorgelegd. Ook voor deze kwetsbare groepen cliënten is het streven gericht op participatie in de samenleving en op het voorkomen of eerder signaleren van problemen. De visie staat niet op zichzelf, maar zal onderdeel vormen van een integrale aanpak GGZ en zal in 2016 verder worden ontwikkeld.
Effectindicator | Nulmeting | Realisatie | Begroting | Realisatie | Streef- | Bron |
---|---|---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens met een inkomen tot 110% van het wettelijk sociale minimum | 5.562 (2014) (8%) | 5.562 | n.v.t. | 5.000 | Armoedemonitor Zaanstad 2014 | |
Aantal kinderen in de leeftijd tot 18 jaar dat opgroeit in de verschillende groepen die tot de minimapopulatie behoren | 3.079 kinderen (10% van alle kinderen) (2014) | 3.079 | n.v.t. | 2.800 | Armoedemonitor Zaanstad 2014 |
4.1 Uitvoeren armoedebeleid
De extra middelen van het Rijk voor armoedebestrijding zet de gemeente Zaanstad daadwerkelijk hiervoor in. Vanuit het Rijk is een aantal wetswijzigingen aangekondigd rond minimaregelingen, die het armoedebeleid raken. Om de armoedeopgave te realiseren, willen we waar nodig en waar mogelijk invloed uitoefenen op de uitwerking van wet- en regelgeving. Bij wetswijzigingen passen wij waar nodig onze regelgeving aan, met oog voor de effecten van inkomensregelingen en ruimte voor eigen regie van de betreffende huishoudens. Daarnaast vragen zowel maatschappelijke ontwikkelingen alsook decentralisaties een nieuwe - integrale - visie op en strategie voor het armoedebeleid (financiële armoede, sociale uitsluiting, met specifieke aandacht voor kinderen). Dit vraagt om tijd en ruimte voor inventarisatie, onderzoek en experiment; we willen beter zicht hebben op welke mensen in financiële en/of sociale armoede leven en mogelijke methodieken en perspectieven. We zoeken hierbij nadrukkelijk balans tussen preventieve maatregelen en schulddienstverlening. Het is zaak dat de Sociale wijkteams voldoende capaciteit en kwaliteit hebben om snel in te spelen op eerste signalen van problemen ter voorkoming van erger. En in te zetten op optimale ondersteuning van bewoners die armoede en/of sociale uitsluiting ervaren. De gemeente gaat samenwerken met partners en benut zo veel mogelijk de initiatieven en netwerken rond armoedebestrijding in de wijken. De indicator die het aantal huishoudens meet dat gebruik maakt van minimaregelingen en/of armoedeondersteuning is nog in ontwikkeling en daarom nog niet opgenomen in dit programma. Bij de kadernota bieden wij een uitwerking hiervan aan met als voorstel dit in de begroting op te nemen.
- Inventarisatie, onderzoek en experimenten rond de armoedeopgave, in samenwerking met strategische partners
- Positionering armoedeopgave in de Sociale Wijkteams, met de bijbehorende capaciteit en kwaliteit
- Uitwerken besteding extra middelen voor armoedebeleid
In 2015 zijn twee van de drie geplande activiteiten afgerond. Om een goed beeld te krijgen van de armoede in Zaanstad heeft de gemeente in de eerste helft van 2015 beelden en verhalen over armoede opgehaald bij inwoners (jong en oud). Verder zijn gesprekken gevoerd met maatschappelijke organisaties. Dit alles helpt om zicht te krijgen op hoe we beter kunnen aansluiten op de vraag en behoeften van inwoners en geeft daarnaast input voor de nieuwe visie en strategie voor de armoedeopgave en daarmee de aanpassing van bestaand beleid, zoals het minimabeleid, het beleid omtrent schulddienstverlening en het participatiebeleid (werk). Deze visie is in 2015 geïmplementeerd en sluit aan op de visie op de drie decentralisaties. In december 2015 heeft het college de visie vastgesteld en in januari 2016 is de visie voorgelegd aan de raad. De positionering van de armoedeopgave in de Sociale Wijkteams en Jeugdteams is een doorlopende activiteit. Het is zaak dat de Sociale Wijkteams voldoende capaciteit en kwaliteit hebben om snel in te spelen op de eerste signalen van problemen ter voorkoming van erger en in te zetten op optimale ondersteuning van bewoners die armoede en/of sociale uitsluiting ervaren. De gemeente gaat samenwerken met partners en benut zo veel mogelijk de initiatieven en bestaande netwerken rond armoedebestrijding in de wijken. De extra middelen die vanuit het Rijk beschikbaar zijn voor armoedebestrijding zijn grotendeels gebruikt voor twee pilots die laagdrempeligheid en preventie bevorderen. Deze pilots worden door de Sociale Wijkteams en Jeugdteams uitgevoerd. De pilots worden gebruikt om te kijken hoe preventie kan bijdragen aan een besparing op voorzieningen. Ook wordt goed gebruik gemaakt van het maatwerkbudget, zowel door de Sociale Wijkteams als de Jeugdteams. Toelichting op de effectindicatoren: In 2015 is geen meting gedaan. De indicator die het aantal huishoudens meet dat gebruik maakt van minimaregelingen en/of armoedeondersteuning wordt tweejaarlijks onderzocht in de minima-effectrapportage en de armoedemonitor. De rapportage staat gepland voor 2016, de monitor voor 2017. De raad is, naar aanleiding van de aangenomen motie om de armoedemonitor elk jaar uit te voeren, door middel van een RIB geïnformeerd over de uitwerking hiervan.
Totaal programma | Begroting | Realisatie | Verschil |
Lasten | -4.030 | -4.573 | -543 |
Baten | 107.057 | 105.353 | -1.704 |
Toevoegingen | |||
Onttrekkingen | |||
Saldo | 103.027 | 100.780 | -2.247 |
Toelichting op afwijkingen per programma
Het jaar 2015 was het eerste uitvoeringsjaar na de decentralisatie. De gemeente Zaanstad heeft deze taken op een nieuwe manier uitgevoerd. Het was daardoor lastig om goed van tevoren in te schatten wat de baten en lasten zouden zijn. Ook gedurende het jaar was het beeld nog omgeven met de nodige onzekerheden. Bij de Narap was de inschatting dat er in 2015 minder geld nodig was dan begroot, en daarom is de begroting naar beneden bijgesteld. De oorspronkelijk begrote onttrekkingen aan de Algemene Reserve Sociaal (ARS) en de reserve Herindicaties zijn daarbij teruggedraaid (totaal 3,9 mln.) en er is een toevoeging van 1 mln. aan de ARS gedaan. (De dotaties en onttrekkingen vinden plaats in programma 2).
Ten opzichte van de gewijzigde begroting is voor het gehele programma in totaal (1.704) minder uitgegeven en zijn (541) meer baten ontvangen. Afgezet tegen de omvang van het totale budget voor dit programma is dat een relatief geringe afwijking (2%). Het is nog te vroeg om hieraan conclusies te kunnen verbinden; het beeld kan de komende jaren nog behoorlijk wijzigen. De grootste afwijkingen worden hierna toegelicht.
De grootste afwijkingen zijn te zien in het budget voor gespecialiseerde hulp. Vooral bij Jeugd GGZ (1.423) en Jeugd AWBZ (542) hebben we te maken met een overschrijding. Dit valt deels te verklaren doordat cliënten die voor 1-1-2015 al in zorg waren recht hebben op zorgcontinuïteit in 2015.
Op de onderdelen Wmo individuele verstrekkingen (-2.262) en PGB (-841) was er sprake van een relatief groot voordeel.